Wespendief. (C) Edouard Lhomer |
Eind
augustus was het dus weer zover - ik was precies anderhalve dag op de
col, na een carpoolrit van meer dan 12 uur en een geforceerde mars van
35 kilometer met een rugzak van 35 kilogram. Materiaal, tent, slaapzak,
eten voor tien dagen, de hele rimram. Je hebt er geen idee van hoe sterk
The Force is die me jaarlijks naar de spot zuigt.
Soit, een
storing boven de golf van Gascogne stuurde een hoop vochtige lucht
zuidwaarts en volgens het principe van de communicerende vaten zagen we
hoe de ene vallei na de andere zich vulde met die materie die we op de
spot het meest vervloekten. Stratus.
Toen
ik dus na drie dagen de indruk kreeg dat de luchtvochtigheid iets afnam
- als je in een tent slaapt heb je daarvoor echt geen hygrometer nodig -
won m'n hoop het van m'n gezond verstand en begaf ik me naar de col,
vijfhonderd meter hogerop. Uiteraard was er geen kat. Hoop had de col
reeds lang ervoor verlaten.
Ik bleef, tegen beter weten in. Wachtend op wat? Een mirakel? Zoiets. Plots - er hadden zich al dikke dauwdruppels op de haartjes van m'n armen gevormd - zag ik een grijsachtig silhouet op enkele meters van me vandaan dat recht op me afstoof en voor ik doorkreeg wàt er net gebeurde maakte een jonge Wespendief verschrikt rechtsomkeer. Op nauwelijks drie meter van me vandaan. Ik hoorde z'n vleugelslagen. Pure magie. Zoals een eenhoorn zien, maar zoveel beter - een Wespendief eet tenminste geen regenbogen op. Nooit eerder meegemaakt, ik geloofde nauwelijks m'n ogen. Dat ene moment, die paar seconden, maakte de voorbije 72 uur goed. Die éne, verbaasde flits. De Wind van de Wespendief. Schitterend.
Pijnlijke vaststelling, voor ons spotters, was dat er wel degelijk trek was. Misschien minder, misschien ook niet. Een hoop trekkers trok vermoedelijk door en over de wolken heen. Leuk voor hen, uiteraard. Zoals ik ook al had opgemerkt was de hoogte van het mistplafond niet zo overdreven en zoals we daags ervoor uit de valleien errond vernamen 'ici y'a du soleil!' was de verstopping eerder lokaal dan algemeen. Er was trek. De waarnemingen van dit jaar waren bijgevolg nu reeds besmet, onrepresentatief, waardeloos. Frustrerend, zeker voor diegenen die het nog tot half november - het eind van het telseizoen - moesten uithouden.
Ik bleef, tegen beter weten in. Wachtend op wat? Een mirakel? Zoiets. Plots - er hadden zich al dikke dauwdruppels op de haartjes van m'n armen gevormd - zag ik een grijsachtig silhouet op enkele meters van me vandaan dat recht op me afstoof en voor ik doorkreeg wàt er net gebeurde maakte een jonge Wespendief verschrikt rechtsomkeer. Op nauwelijks drie meter van me vandaan. Ik hoorde z'n vleugelslagen. Pure magie. Zoals een eenhoorn zien, maar zoveel beter - een Wespendief eet tenminste geen regenbogen op. Nooit eerder meegemaakt, ik geloofde nauwelijks m'n ogen. Dat ene moment, die paar seconden, maakte de voorbije 72 uur goed. Die éne, verbaasde flits. De Wind van de Wespendief. Schitterend.
Pijnlijke vaststelling, voor ons spotters, was dat er wel degelijk trek was. Misschien minder, misschien ook niet. Een hoop trekkers trok vermoedelijk door en over de wolken heen. Leuk voor hen, uiteraard. Zoals ik ook al had opgemerkt was de hoogte van het mistplafond niet zo overdreven en zoals we daags ervoor uit de valleien errond vernamen 'ici y'a du soleil!' was de verstopping eerder lokaal dan algemeen. Er was trek. De waarnemingen van dit jaar waren bijgevolg nu reeds besmet, onrepresentatief, waardeloos. Frustrerend, zeker voor diegenen die het nog tot half november - het eind van het telseizoen - moesten uithouden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten