Verven is niet meteen m'n grootste liefhebberij.
Toen me dus werd gevraagd om een paar bureaus van een nieuwe lik te voorzien - eigeel (!) - zei ik meteen ja, uiteraard.
Enerzijds omdat je immokantoren die je massa's opdrachten bezorgen beter met de haren mee strijkt, en anderzijds omdat immokantoren die je massa's opdrachten bezorgen waar bovendien voornamelijk schoon vrouwvolk werkt moeilijk wat dan ook kan weigeren.
Eigeel, dus. Drie bureaus.
Dingen die je niet graag doet doe je beter met extra zorg, daar je immers het extra voordeel mist van werk dat met liefde wordt gedaan.
Verven doe ik niet met liefde. Verven doe ik wanneer immokantoren die je massa's opdrachten bezorgen waar bovendien voornamelijk schoon vrouwvolk werkt me dat vragen.
Tot daar de ver van bijzondere inleiding.
Iets anders, nu.
Een van de grote constanten op elke chantier heeft te maken met natuurlijke behoeften.
Vochtig & vast.
Of vochtig & vloeibaar.
Maar nooit vast & vast.
Pipi kan vaak gauwgauw in een bloempot of tegen de camion.
Man zijn is geweldig.
Kaka is andere koek.
Zelfs voor een man.
Tuurlijk kan dat perfect in de camion - ik kan het aantal kofferdrollen niet eens meer tellen.
Maar ook om zo'n kofferdrol te boetseren heb je een minimum aan manoevreerruimte nodig.
Een kwart vierkante meter is net niet genoeg.
Als je dus, zoals ik, de week ervoor niet de moeite hebt genomen om die twee zakken promptcement, de kruiwagen, twee paletten en een ligbad te verwijderen en je hebt net op dàt moment 'een dappere arrêt' - zoals ze dat in Halle zeggen, wel, dan wachten je enkele pijnlijke momenten.
Tenzij je, net als ik, het scrupulestadium reeds lang voorbij bent.
Ik zocht dus schaamteloos de toiletruimte van het immokantoor op.
Vruchteloos.
Niet te vinden.
En het begon echt wel te dringen.
Pijn en vermoeide spieren.
Dringend.
Ik was dus genoodzaakt de vraag te stellen.
'Waar is het toilet?'
'Naast de kopieermachine' was het antwoord.
'?!'
Inderdaad, net naast het kopieerapparaat was een deur en daarachter was de pot.
Maar. Het kopieerapparaat stond in een kleine ruimte die net achter de bureaus lag.
Tussen de pot en de eerste computer zat hooguit vier meter.
Beangstigend weinig.
Ik nam me dus voor extra discreet te zijn en m'n darmdecibels tot de stricte minimum te beperken.
Echter, je mag nog de beste sluitspierkunstenaar zijn, sommige zaken heb je echt niet in de hand.
Ik voelde meteen dat het luid ging zijn, deze keer.
Gevoelens, weetjewel.
Het wàs luid.
Zeer luid.
Iemand begon te kopieren, bovendien.
Tussen twee kopietjes door werd ik zelfs even bang voor de structurele integriteit van het ceramieken bouwsel.
Waarom moesten er net nu zoveel kopies werden gemaakt?
Volgende keer denk ik echt tweemaal na vooraleer linzen, bonen & kikkerewten in donker bier te kokerellen. Met ajuintjes uit eigen tuin. En jonge patatjes.
Het was alsof er een goederenwagon ontspoorde.
Zelfs m'n broeierige turista in Nepal was fluitjesbier vergeleken met dit.
Ik vreesde zelfs voor langdurige lichamelijke schade.
Opluchting en onzekerheid, toen het stof ging liggen.
Mixed emotions.
Ik vroeg me echt af hoe ik dit verhaal ging afsluiten zonder m'n reputatie voor eeuwig te bezoedelen.
Ik overwoog een tunnel te graven naar de buitenwereld. Naar frisse lucht.
Of te ontsnappen via het vals plafond.
In plaats daarvan trok ik de sjas door, waste m'n handen en merkte droogweg op dat er geen kopieerpapier meer was.
Om vervolgens fluitend terug op m'n trapladder te kruipen.
Als er iemand beschaamd ging zijn, ging het zeker ik niet zijn.
M'n scrupulegrens ligt alweer een stukje verder.
Binnenkort kan ik de politiek in.