Pagina's

dinsdag 29 juni 2010

Gloupser

Vijfendertig graden wees de thermometer vanmiddag in de wagen aan. En amper vijf graadjes minder was het in het appartement waar een plafond moest worden vervalst - multiservice weetjewel. Om deze taak tot een goed einde te brengen moesten trouwens eerst de gloednieuwe draagbalken worden gesaboteerd, van het werkwoord 'saboteren' - een 'sabot' is immers een zadel en naast de paarden- en alpinistenwereld wordt de term ook gebruikt in de naamgeving van metalen draagsteuntjes voor het bevestigen van houten balken aan vanalles en nogwat. Saboteren, dus.
Weet je, de Fransen zijn sterk in het uitvinden van nieuwe werkwoorden, een gewoonte die ik me trouwens heel snel eigen heb gemaakt. Vorige week vond ik bijvoorbeeld het werkwoord 'titaniciseren' uit, toen een vissersboot met iets te hoge snelheid op onze roeiboot afstormde. What shall we do with the drunken sailor? Best impressionnant, op een haar na getitaniciseerd worden. Ook een heel mooi werkwoord vind ik 'gloupser' oftewel 'gloepseren', wat staat voor de handeling die een wolk uitvoert wanneer een groep roofvogels erin verdwijnt 'glups' na tot zeer grote hoogte te zijn gestegen. Gloepseren is een heel courante doch endemische term in het ornithologenmilieu op de col (een zadel of bergpas, dus) Organbidesca in het Franse Baskenland. Elders heb ik de term nog nooit opgevangen, wat jammer is want je kan het werkwoord voor een waaier van activiteiten gebruiken. Zo gloepseert onze kater regelmatig dikke brommende vliegen en er is enkele jaren terug in Zaventem een vliegtuig van de startbaan gedonderd nadat een torenvalk door een straalmotor was gegloepseerd.
Soit, 'k denk dat 't tijd is om m'n hangmat te gaan opzoeken want 'k weet niet goed meer waar ik in 't begin van m'n blog eigenlijk heen wou. Slaap ze...

donderdag 24 juni 2010

En als we vanavond eens naar 't strand gingen?

Na een lange periode van echt onzuiders weer - temperaturen van rond de twintig graden of minder, veel wind, wolkbreuken, overstromingen, drijvende wagens en dat soort dingen - lijkt de zomer nu toch eindelijk van start gegaan. 't Is bakken vandaag, de tramontane is gaan liggen en de mortel 'prise rapide' is al hard voor je'm goed en wel hebt platgestreken... M'n collega's zijn aan 't eten, roken of siësten en ik heb van de occasie gebruik gemaakt om even de pc van 't hoofdkwartier te confiskeren. Zicht op de etang, een zeilbootje dat tergend traag passeert, Scubidoo - ze dog of ze boss - aan m'n voeten en 't buikje gevuld, er zijn ergere manieren om je boterham te verdienen. Vanavond gaan we zeker naar 't strand, 'k heb immers een paar boemerangs te testen en 's avonds zijn de stranden turistus-ordinarus-vrij. Waar is de tijd dat we nog naar brussel moesten om wat voer in de trog te krijgen... Héél ver achter me, gelukkig maar!

zaterdag 19 juni 2010

Pastis, en anders niks!

Wat bier is voor Vlaanderen, Brussel, de Oostkantons en Wallonië, is pastis voor 't zuiden van Frankrijk. Jaaaren terug dronk ik dat spul voor de eerste keer tijdens dat beruchte 'vangdansj'- alias wijnplukavontuur waar ik het reeds eerder over had. Lichtjes beneveld door dit anijsbrouwsel - en eigenlijk ook een beetje van de vele flessen wijn - gooiden, nee sméten, we toen, vanop de tractorkar, volrijpe druiventrossen door de openstaande raampjes van voorbijrijdende wagens naar binnen. Anders geformuleerd: met onze zatte kleren keilden we natte druiventrossen recht in het gezicht van nietsvermoedende passanten, om na elke 'lucky strike' alias voltreffer in donderende lachbuien uit te barsten. 't Was zo simpel a'maal... Ik keerde toen huiswaarts met een pastisverslaving en jarenlang bleef dit amberkleurige wondervocht m'n favoriete aperitief. Zelfs tijdens een wintertrekking in de Vercors zat er een fles '51' in m'n rugzak. Helaas bevroor deze fles. Ik er toch van gedronken. Ik doodziek en heel veel overgegeven in de tent. Ik gedurende jaren geen pastis meer kunnen rieken of zien. Tot bart me van een snoepreisje uit Griekenland een fles ouzo meebracht en ik me moreel verplicht voelde om de anijsdraad terug op te nemen. Vrienden helpen je over moeilijke levensdrempels heen. Beetje bij beetje forceerde ik me om m'n zintuigen en mentale vermogen terug te laten gewennen aan de toch wel unieke smaak en reuk van dat spul en na enkele vruchtbare tests de voorbije weken achtte ik het moment rijp om opnieuw een fles in huis te halen. Vandaag was 't dus zover. Bart jong, 't is over, ik kan het weer! Je weet wat je van mij de 31e december gaat krijgen ;-)

dinsdag 15 juni 2010

Brugse Metten


België is voor een keertje weer het onderwerp van gesprek hier - naast het wereldkampioenschap voetbal trouwens. Dat de Fransen niet kunnen voetballen wisten we reeds - sommige 'blues' geloven immers nog steeds dat deze sport met de handen wordt gespeeld - en dat ze geen snars snappen van de communautaire problematiek in ons landje wisten we eigenlijk ook al. Nu er eindelijk eens een meer dan verdiende en terechte winnaar uit de stembusgang is gekomen nemen de Franse stations maar wat graag deel aan de roodgekleurde Franstalige berichtgeving uit 't noorden. Wist je trouwens dat een groot deel van de Fransen er naar verluidt niet tegen gekant is om Wallonië te accepteren als nieuw aanvoegsel bij de mikmak Frankrijk? Serieus, 't is geen aprilgrap. 'Ze zijn zoals wij, spreken zoals wij en ze hebben een levenslust waar wij veel uit kunnen leren' klinkt het hier. Voor de Franse media gaat de Belgische kwestie uiteraard om een oorlog tussen de 'rijke Nederlandstalige meerderheid' en een 'arme Franstalige minderheid' en van de 'separatistische Nederlandstaligen' zijn ze bang. Het gerucht gaat hier immers volop de ronde dat de Vlamingen van plan zouden zijn om 'iedereen die Frans praat het land uit te zetten'. Een soort nieuwe Brugse Metten dus. Ik heb hen vandaag alvast uitelegd wat 'goedendag' betekent en dat je in 't Vlaamsche openbaar de bevolking best aanspreekt met 'schild en vriend' om het ijs te breken. Dat wordt weer lachen deze zomer.

woensdag 9 juni 2010

Patron, we moeten eens praten

Zalig weer vandaag in L'Ile Singulière aka 'het bijzondere eiland'. Donkere laaghangende wolken die de Mont St. Clair aan 't zicht onttrekken, mottige regenbuien, een koel zeebriesje en een goede 22 graadjes - prachtig en lekker tegelijk. Op sommige momenten waande ik me op de Waddeneilanden, op andere ergens op Shetland. Het zuiden is prachtig bij temps nordique. En iedereen maar zagen en klagen en rondlopen met een regenjas, wat zijn dat hier voor woessies, softies, fristies en mama's-rokken-hangers? Als 't mooi weer is werken ze niet graag, en als 't regent vertikken ze't naar buiten te komen.'t Is duidelijk dat sommige vooroordelen geen vooroordelen meer blijven...
Misschien daarom dat mijn patron me graag ziet komen en steeds bijzonder hartelijk is? Hij is veel te zacht met z'n personeel, de weke perzik. In onderbroek op de stelling sturen zou ik ze, m'n collega's. En als 't hen niet zint de hogedrukreiniger erop, en overuren laten doen, hen vijftien kilometer later lopen voordat ze hun middagpauze zouden mogen nemen, elk uur twintig keer pompen, en twintig optrekjes, en 's avonds na 't werk manueel het wagenpark laten kuisen - met een tandenborstel, en daarna een uurtje laten roeien om hun kromgewerkte ruggen terug recht te zetten, hahaa!
Weet je wat ik morgen ga doen? Opslag vragen!

vrijdag 4 juni 2010

Turistus ordinarus

De zomer blijkt hier dan toch eindelijk begonnen, althans volgens de autochtone bevolking. 't Gaat stevig rond de dertig graden landinwaarts en vaak iets minder hier aan 't zeetje dankzij de nog steeds aangenaam frisse zeebries. Uit de wind is 't echter stevig bakken. De aborigines aka sètois zeggen dat ze nog nooit zo lang op mooi stabiel weer hebben moeten wachten en 'k hoop dat ze'r nog een tijdje over zullen doen eer ze ontdekken wat ik met hun arme klaren heb uitgestoken... Zomeren dus! Je merkt het aan 't weer, aan de toeristen, 't verkeer, de boten en de bosbranden.
Die toeristen toch. De eerste exemplaren arriveerden reeds begin mei, meestal in campingcars en mobile-homes maar nu begint Sète echt wel te krioelen van dat korte-broek-waaruit-witte-benen-steken-dragende volkje. De soort turistus ordinarus is zeer makkelijk te herkennen. Ze is meestal gehuld in typische decathlonstijl: korte en middellange shorts - in alle kleuren, kleur is dus niet meteen een goed veldkenmerk - en de mannelijke exemplaren dragen vaak een korte olijfgroene of kakkleurige gevechtsjas met zeer veel zakken - om al die geheugenkaarten in kwijt te kunnen, een zomerpet - niet te verwarren met de base-ballpet en de onafscheidelijke zonnebril. Vrouwelijke exemplaren zijn door de band iets discreter, al zijn er steeds weer die uitzonderingen die door een bepaald accessoire - een fabiolahoed bijvoorbeeld - vaak lichamelijke letsels veroorzaken aan de andere soortgenoten. De manier van voortbewegen van turistus in een geldig veldkenmerk: traag, doelloos, de blik links, rechts of omhoog gewend maar nooit recht voor zich uitkijkend. De soort knalt dus zeer vaak met z'n hoofd tegen lantaarnpalen of verliest tijdelijk de motoriek van z'n geslachtsdelen door de schuld van paaltjes die in wezen zijn bedoeld om 't voetpad te scheiden van de rijweg. Toeristen stoppen zeer vaak om met een veel te klein foto-apparaatje beelden te schieten van een stoere sètois in z'n roeiboot - in realiteit niet meer dan een uitgeweken vlaming met een surplus aan energie. Eens turistus zich in z'n vervoermiddel bevindt is de situatie hopeloos. Hij onderscheidt zich door zijn domme manoeuvers, fout parkeergedrag en trage rijstijl van de kordatere lokale bevolking, wat hem tot een geliefd doelwit maakt van fijne toeterpartijen en kletsende scheldtirades. I like tourists, tourists are fun!
Het zou handig zijn te vermelden wanneer turistus het meest actief is - 's morgens, 's middags, 's avonds of tijdens de nachtelijke uren - maar 't probleem is dat deze soort in z'n zomerkwartier bijna nooit actief is. Als ze niet slenteren dan zitten ze op een terras heineken te slabberen of goedkope oesters uit te lepelen die vaak rechtstreeks in de haven werden opgedoken (echt waar!) en enkel aan toeristen kunnen worden geserveerd. Turistus kan bijgevolg als een echte aaseter worden beschouwd. Op z'n menu staan oesters en mossels waarvan ik zeker ben dat ze 's nachts licht geven, echte Middellandse-Zee-vis en schaaldieren die diepgevroren uit de Atlantische Oceaan of Indonesië komen en keukenafval waarmee de goedkope pizza's doorgaans worden beladen. Turistus laat zich graag belazeren, tuurlijk zijn de menu's hier prijslijk!
De soort is ook zeer brandbaar: niet zelden zie je roodgeschroeide exemplaren van schaduwplek naar schaduwplek dolen om vooral niet nog meer verbrand te worden. In Sète worden tot nu toe drie ondersoorten gespot: turistus ordinarus franci (fransen op vakantie in eigen land), holandi en germani. Andere ondersoorten zijn eerder zeldzaam, maar zullen evenzeer met open armen worden ontvangen.
Over de boten en de bosbranden zal ik 't een andere keer wel hebben want ik moet me stillekesaan klaarmaken om naar 't werk te gaan. Werk ze ginder in 't noorden en fijn weka!