Pagina's

dinsdag 30 september 2014

GTC - prelude bis

16 juli 2000. 
Vanmorgen op de balans geweest: 780 gram, slechts.
Nog een heel eind verwijderd van ideale trekgewicht. Bijna 200 gram moet er nog bij eer ik met een gerust geweten op reis kan. Volslank is voor ons Wespendieven immers de ideale lijn - hoe vettiger hoe prettiger.
Tientallen wespennesten ga ik nog uitgraven. 
En daarna nog een paar.

GTC (Get To Cameroun) - prelude

We zijn 13 juli 2000. Stralend zomerweer, hier aan de Zweedse kust van Kattegat, een paar kilometer zuidoost van het stadje Varberg - bekend van z'n middeleeuwse vesting, mocht het je interesseren.
De voorbije weken waren best druk - jongen op de wereld zetten, voedsel zoeken en aandraven, iets te nieuwsgierige indringers op een afstand houden, en intussen zelf niet vergeten aan te vetten. Je kent dat wel. Over een maand is 't immers weer zover. Weg uit dit land, zuidwaarts. 
Nog één maand te gaan. Vreten gaan we doen.

Get To Cameroun

Organbidexka laat me niet los, dit najaar. Of het nu door die bijnadoodervaring van drie weken geleden, de gruwelijk lege hemels hier of het nog gruwelijker gebrek aan patxaran komt weet ik niet, maar sinds ik m'n col-onderbroek over de haag heb gegooid ben ik er nog niet één moment weggeweest. Virtueel dan.
Vogeltrek is bijzonder. Moeilijk uit te leggen aan niet-trektellers of niet-vogelaars wàt het zo bijzonder maakt - you know it when you see it.
Soit, bij het uitmesten van m'n papieren verleden de laatste dagen (lees: afwegen of het in dit digitale tijdperk echt de moeite loont om die duizenden pagina's te houden of niet, om in negen op tien van de gevallen de bak 'wintervuur' wat zwaarder te maken) stootte ik plots op een kleine, bruine enveloppe. Ongeopend. Afgestempeld in Cameroun. '16 oct 2000' las ik op het poststempel.
'Cameroun?!' fezelde ik tussen m'n lippen door. 'Wie heeft mij vanuit dàt land wat opgestuurd?'
'En hoe komt het dat ik dat ding nooit eerder in m'n handen heb gekregen, laat staan geopend?' vervolgde ik, luidop pratend nu, terwijl ik de stevig dichtgeplakte bruine zak zorgvuldig open begon te scheuren.
Nu goed, dat soort zaken overkomt me wel vaker - 'k heb vorige week nog een openstaande verkeersboete van twaalf jaar terug betaald, bijvoorbeeld, voor smaad aan een politiehond, soit - en dus gaf ik die overpeinzingen niet meer aandacht dan ze verdienden. Ik was toch als eerste bij dat been trouwens. En daarmee uit.
In de enveloppe dus, een schriftje. En een heel vreemde geur, een mengeling van honing, bijenwas, propolis, oude bierglazen, kattenbakvulling en koffie.
'Get To Cameroun' stond op de eerste pagina. 
'Get to Cameroun?!'
Geintrigeerd begon ik te lezen. 
Het bleek om een dagboek te gaan. Een reisblog, eigenlijk, netjes bijgehouden door Anita.
Anita was een van de gezenderde Wespendieven die ik in 2000 ontmoette, tijdens een van m'n eerste bezoeken aan de Col van Organbidexka. Zoals zo vaak het geval is werden contactgegevens uitgewisseld en 't resultaat was een dagboek in m'n brievenbus. Geen reden om zoiets niet normaal te vinden.
Een dikke maand, zo lang deed de guitige meid erover om van haar land naar haar overwinteringsgebied in equatoriaal Afrika te reizen. Slechts 37 dagen! Ongelooflijk, toch? Elke dag hield ze netjes bij waar ze was geweest en wat ze had beleefd. Lange dagen en korte dagen, goed nieuws en slecht nieuws, de vogels en de bijtjes, het stond allemaal netjes neergepend.
Van Zweden naar Cameroun. Meer dan 7000 kilometer.
Weet je wat? De volgende dagen ga ik haar gewoon zelf aan 't woord laten.
Een reisdagboek van een Zweedse Wespendief krijg je niet elke dag in je pollen. Stel je voor.

dinsdag 23 september 2014

Wegdromer 85

Tijd voor wat bessensap. (C) Michel Quéral
't Was één van de meest gespeelde songs in Organby dit jaar. 
't Weer zat er voor veel tussen, wellicht. 
'En direct', acoustisch, bij kaarslicht wegens de algehele electriciteits-panne.
Geluk zit in heel kleine dingen...

Hurt - Johnny Cash

Life sucks

Even uitrusten tijdens de trek. Deep down Basque Country. (C) Bart Goemaere
'Eventjes om te melden dat we vandaag in Falsterbo moesten zijn ...' mailde een van de Real Belgian Birders me zonet.
'Waarom' voegde hij er retorisch aan toe - alsof ik me die vraag niet zelf zou gesteld hebben. Om vervolgens zonder de minste waarschuwing z'n bijtende bloemkoolscheet in de veel te kleine tent te vuren, de slaapzak wijd open.
- Bastaardarend en havik!
- Meer dan 700 rode wouwen!
- Meer dan 2000 kraanvogels!
- Meer dan 2000 buizerden!
- De eerste ruigpoten
- De eerste honderden kool en pimpels
- Bijna 7000 vinken!
- Meer dan 1000 sijskes!
- en nog veel meer: bijna 18000 vogels op één dag!!!
De smeerlap.
Goed, het was uiteraard hij niet die al die vogels had losgelaten, maar toch. 
Alsof ik het niet al moeilijk genoeg heb.
Sinds ik Organby achter me heb gelaten zijn ze ginds immers niet één keer gegloupseerd geweest.
Hebben ze Smellekens gezien, Grijze Wouwen, Schreeuwarend, Eleonora's valken, Kleinste jager en noem maar op. 
Heb ik drie dagen krom gelopen van al het hooi dat ik heb gedroogd en binnengezeuld.
't Kan ook van die prei, bloemkolen en rapen zijn geweest. Whatever.
Heb ik welgeteld één Boomvalk in de tuin gezien. En een handvol Buizerden op trek in de Thiérache.
So what.
'Life sucks' mailde ik terug, dus.
Meer viel er echt niet te zeggen.
Onbeperkte toegang tot informatie maakt een mens doodongelukkig.
En zeker als je 'n Real Belgian Birder bent.

dinsdag 16 september 2014

En durf er niet uit te komen, rotvogel

Wespendieven en een Zwarte wouw op trek. (C) Michel Quéral
Slechts een handvol vogels werd gisteren gespot op de col. Een zestigtal, waaronder 19 Wespen (de trek van de soort hebben we dus gehad), 15 Bruine kiekens (van die soort ook, dus), drie Visarenden (idem), één Zwarte wouw (een héél lui exemplaar wellicht, meer dan een maand later dan 't gros van z'n soortgenoten) en nog wat ander grut.
Een dag om zo rap mogelijk te vergeten, zal je denken. Maar wat stond er onderaan 't lijstje? Wat stond er op de plaats waar normaal gezien de 'speciallekes' staan vermeld?
1 Schreewarend
1 Roodpootvalk
1 Kleinste jager
1 Ortolaan
'k Kan me levendig de sfeer in Base Camp voorstellen, gisteravond. Een Schreeuwer, nota bene. En een Roodpoot. En een Langstaart. 
En ik die vandaag al blij was met een jagende Boomvalk in de tuin.
In hun gàt verdorie, die Ortolaan...

zondag 14 september 2014

Wegdromer 84

Holy Ground. En als ik eens zeg dat ik dat mooiste stukje aarde, die reuzengrote bliksemafleider, die meest ondergescheten trektelpost, de enige plek op aarde waar de naam Bart Goemaere aka 'le sauvage' fluisterend en met diep respect wordt uitgesproken, nu reeds mis?
Wel, ik mis het nu reeds. 
M'n bouwverlof voor volgend jaar is nu reeds vastgelegd. 
Et 'pis c'est tout.

You Do Something To Me - Paul Weller

zondag 7 september 2014

De Wind van de Wespendief (deel 1)

De Wind van de Wespendief is een verzameling schrijfsels over twee weken vrijwilligerswerk op de trektelpost Organbidexka in Frans Baskenland. Te lezen van boven naar beneden, je merkt wel waar het eindigt. 
Dit artikel mag gerust worden overgenomen mits bronvermelding, foto's inbegrepen. Illegaal gebruik en geniepig gecopieer zal worden ontdekt en de verantwoordelijke zal z'n gebrek aan creativiteit en beleefdheid tot het einde van zijn of haar dagen beklagen, wetende dat een simpel mailtje had kunnen volstaan om al die ellende te vermijden. 
Meer weten over Organbi? Dat simpel mailtje. Of zoeken op trefwoord in deze blog. Welkom in Baskenland.

Bijna opgeslokt. (C) Bart Goemaere

Muurdicht was de col. Reeds drie dagen lang. 'Gloupsé' in het spottersjargon, volledig opgeslokt door de wolken. Volledig omgeven door dikke, vochtige frustratie. En geen zuchtje wind om daar ook maar enige verandering in te brengen. Om gek van te worden. 

Nochtans was er hoop. Twee uur ervoor had ik immers de indruk gekregen even de zon door te wolken te zien, een vage witte schijf met een hoop grijs ervoor. Toen ik dus even later twee Aalscholvers door een schaars gat in het wolkendag zag vliegen meende ik dat de miserie achter de rug was, dat het wolkengordijn ging worden opgetrokken en we eindelijk gingen kunnen doen waarvoor we met ons twintigen naar de Col d'Organbisdexka waren gekomen. Trektellen. Het Baskische luchtruim afspeuren en elke vogel optekenen die zich naar het zuiden spoedde. Zwarte wouwen, Rode Wouwen, Wespendieven, Witte en Zwarte Ooievaars, Dwerg- en Visarenden, Bruine-, Blauwe- en Grauwe kiekendieven, Slangenarenden en ga zo maar door. Vogels die enkele dagen ervoor hun zomerkwartieren in Scandinavie en Rusland achter zich hadden gelaten en nu over de Pyreneeen zweefden op weg naar hun - veelal - Afrikaanse winterverblijf.

Eenhoorn (deel 2)

Wespendief. (C) Edouard Lhomer
Slecht weer in de bergen is normaal. Bergweer is wispelturig. Een plotse verandering van wind kan leiden tot wolkenvorming, of niet. De minste verandering van luchtdruk kan een blauwe hemel in een paar uur tijd in grauwe soep veranderen, of niet. De minste vleugelslag van een Boompieper kan 's avonds leiden tot onweer, of niet. Dat weet je als je naar de col komt. Deze miserie was echter niet meer normaal. Sinds het trektelseizoen half juli van start ging had de telpost nog niet één volle week mooi weer gehad. De sfeer was ernaar. Transpyr 2014 was met een hoop slechte noten gestart, vernam ik. De tellingen vielen tegen, de trekkers zochten andere corridors op - hogere cols, maar wolkenvrij. Paradoxaal, maar realiteit. Het humeur van de trektellers was Siberisch. Er waren jongens die slechts één week op de col hadden doorgebracht zonder ook maar één vogel te zien. Zenuwslopende frustratie.
Eind augustus was het dus weer zover - ik was precies anderhalve dag op de col, na een carpoolrit van meer dan 12 uur en een geforceerde mars van 35 kilometer met een rugzak van 35 kilogram. Materiaal, tent, slaapzak, eten voor tien dagen, de hele rimram. Je hebt er geen idee van hoe sterk The Force is die me jaarlijks naar de spot zuigt.
Soit, een storing boven de golf van Gascogne stuurde een hoop vochtige lucht zuidwaarts en volgens het principe van de communicerende vaten zagen we hoe de ene vallei na de andere zich vulde met die materie die we op de spot het meest vervloekten. Stratus.
Toen ik dus na drie dagen de indruk kreeg dat de luchtvochtigheid iets afnam - als je in een tent slaapt heb je daarvoor echt geen hygrometer nodig - won m'n hoop het van m'n gezond verstand en begaf ik me naar de col, vijfhonderd meter hogerop. Uiteraard was er geen kat. Hoop had de col reeds lang ervoor verlaten.
Ik bleef, tegen beter weten in. Wachtend op wat? Een mirakel? Zoiets. Plots - er hadden zich al dikke dauwdruppels op de haartjes van m'n armen gevormd - zag ik een grijsachtig silhouet op enkele meters van me vandaan dat recht op me afstoof en voor ik doorkreeg wàt er net gebeurde maakte een jonge Wespendief verschrikt rechtsomkeer. Op nauwelijks drie meter van me vandaan. Ik hoorde z'n vleugelslagen. Pure magie. Zoals een eenhoorn zien, maar zoveel beter - een Wespendief eet tenminste geen regenbogen op. Nooit eerder meegemaakt, ik geloofde nauwelijks m'n ogen. Dat ene moment, die paar seconden, maakte de voorbije 72 uur goed. Die éne, verbaasde flits. De Wind van de Wespendief. Schitterend.
Pijnlijke vaststelling, voor ons spotters, was dat er wel degelijk trek was. Misschien minder, misschien ook niet. Een hoop trekkers trok vermoedelijk door en over de wolken heen. Leuk voor hen, uiteraard. Zoals ik ook al had opgemerkt was de hoogte van het mistplafond niet zo overdreven en zoals we daags ervoor uit de valleien errond vernamen 'ici y'a du soleil!' was de verstopping eerder lokaal dan algemeen. Er was trek. De waarnemingen van dit jaar waren bijgevolg nu reeds besmet, onrepresentatief, waardeloos. Frustrerend, zeker voor diegenen die het nog tot half november - het eind van het telseizoen - moesten uithouden.

Thor (deel 3)

Een typische col in Baskenland. Let op de toren 'cayolar' rechtsboven. (C) Bart Goemaere
Die dag, toen ik op een haar na een Wespendief in m'n bakkes kreeg dus, zag ik niemand op de col. De andere spotters hadden besloten hun noodlot in Chalet Base Camp kaartend, nietsend, drinkend, elkaardekopinslaand, rondjesdraaiend, te ondergaan.
Nochtans hadden ze geen reden tot klagen, vond ik. Ze hadden een dak boven hun hoofd, ze hadden warm eten, en waren de dag dat de mist kwam tenminste niet aan de dood ontsnapt zoals ik. Het eerste had ik immers niet, het tweede ook niet, het derde wel. Tegen mij moesten ze niet klagen.
Toen immers de col, en het massief van Iraty, en het hele Pays de Saule, en heel Frans Baskenland, in de wolken verdween werd ik 's avonds door m'n vrienden van LPO Aquitaine, dat sinds 2005 de trektelling coordineert, uitgenodigd in hun chalet voor een babbel, een glas, nog een glas en een warm bord. Fijne boel, plezant om elkaar terug te zien enzovoort en toen ik rond middernacht terug in m'n mistige tent kroop had ik geen flauw idee dat ik evengoed op een slapende krokokil had kunnen kruipen - is me echt overkomen, in Nepal, ik dacht dat het een stuk boomstronk was, bijna pipi in de slip, soit.
Anderhalf uur later werd ik wakker van een oorverdovende donderslag en slaande regen op m'n tentzeil. Onweer. Vlakbij. En ik zat, of lag, op een bergkam. Oeps. Geen tel erna een lichtflits. Ik telde de seconden. Dertien. Vier kilometer dus, achter me, op de zuidfland van de Pic d'Orhy. Nieuwe flits, en nog een en nog een en nog een. Negen seconden, zeven, vier, drie. Toen brak de hel los. Het epicentrum zat boven de col. Gedurende meer dan dertig minuten - voor mij leek het meer dan tien uur - sloegen links, rechts, voor en achter me de flitsen in terwijl de hemel openkraakte. Geen seconden meer, het was hier en het was nu. Oorverdovend. Thor beukte op z'n aambeeld. En Thor kon er wat van, die nacht. De tent verlaten was geen optie, bidden ook niet vermits ik zo ongelovig ben als 't maar enigszins kan zijn. Het enige wat ik kon doen was m'n aarding zo groot mogelijk maken. Ik spreidde dus armen en benen in m'n tent en wachtte. Op wat? Geen idee. Op het einde van het bombardement, wellicht. Of m'n eigen einde, geen idee. De vloer trilde bij elke inslag. Zelden, nooit eigenlijk, zo lang zo bang geweest. M'n hart bonkte letterlijk in m'n keel - en ik die dacht dat het om een figuurlijke uitdrukking ging. Niet dus. Akelige ervaring.
Traag, heel traag, tergend traag, namen de pauzes tussen flitsen en knallen opnieuw toe en schoof het onweer richting kust. 't Is een cliché, maar ik voelde opnieuw leven door m'n lichaam pompen. Blij, opgelucht, viel ik opnieuw in slaap. 't Is stom, maar 'k was gewoon blij dat de bliksem me niet had geraakt. Misshien toch zo geen goed idee, die tent, op die col.
's Anderendaags hoorde ik dat de bliksem meerdere keren op en rond de chalets was ingeslagen en dat de helft van de bouwsels zonder stroom zat. Bovendien hing er een beklijvende brandlucht over de hele omgeving - wellicht was er her en der een beuk gesneuveld. Het was hevig geweest, toch. De electriciteitspanne zou meer dan vier dagen duren.

Barbecue (deel 4)

Slangenarend. (C) Edouard Lhomer
Wat doe je als je in 't grootste natuurlijke beukenbos van Europa zit, je geen wagen hebt om naar de zonninge zuidzijde van de bergen te rijden, je geen zin hebt om te wandelen omdat er toch geen zak te zien valt en je enkel een mes en een bijltje hebt? Je maakt er 't beste van, zoiets. Ik hield me dus creatief nuttig bezig met het maken van een fraai stel houten hamers, bijzonder nuttige werktuigen voor een houtbewerker als ik. En gratis. Bricobart is a way of life. Offertes op aanvraag.
Soit, vier dagen en vierenveertig hamers later - zoek het bos niet langer op de kaart, bliksem en bricobart hebben er een einde aan gemaakt - trok eindelijk de mist op. Een zachte, maar constante, oostenwind veegde in een halve dag de bewolkte westelijke helft van de Pyreneeen schoon en gaf ons spotters opnieuw een reden om te bestaan. Euforie, dat was het. Blijdschap. Opluchting. Weg beperkte zichtbaarheid, weg vochtigheid, vergeten die blokkade. Er was zon, er was warmte, er was zichtbaarheid, en er waren trekkers. Minder dan verhoopt - wat ons gevoel versterkte dat we'r wel degelijk een heleboel hadden gemist - maar ook dat maakt deel uit van Transpyr. Ervaring heeft zo z'n voordelen.
Het mooie weer bracht goeie sfeer en Wespendieven, Dwergarenden, Kiekendieven en Ooievaars, maar ook Duinpiepers en een schaarse Ortolaan. Het klassieke eind-augustus-begin-september-scenario trok zich opnieuw op gang, met de laatste Zwarte Wouwen en het vervolg van de Wespendieventrek. In tegenstelling tot de eerste vertonen Wespendieven geen echte trekpiek - zo'n dag waar meer dan de helft van de trekkers op één dag doortrekt. De Wespenpiek is een mythe, eigenlijk. Het is meer een gausscurve dan een pyramide. Gedurende een week trekken elke dag een duizend à tweeduizend vogels per dag door en that's it. Door dat slechte weer hadden we daarvan dus een behoorlijk deel gemist en dus moesten we't doen met het einde van de curve. Vogeltrek is complexe materie. Dat einde bestaat voornamelijk uit jonge vogels. Eerst trekken de oudere, ervaren, rotten door, dan pas de eerstejaars. We zagen dus aardig wat prachtige, kraaknette, jonge vogels overtrekken en dat vulde onze spottersharten met vreugde en voldoening. Fotoapparaten ratelden de hele dag door, we sloegen elkaar onophoudelijk op de schouders, een occasionele jager die ons de weg vroeg werd met veel enthousiasme vastgebonden aan de grote totemrots om de Vale gieren gunstig te stemmen en we besloten unaniem 's avonds te vreugdevuren en te barbecueen.
De sfeer was optimaal, zeker toen de immer aanwezige Lammergier plots laag over de col scheerde. Of toen we twee speelse Boomvalken boven de beuken zagen jagen. Mooi weer na slecht weer levert altijd verrassingen op. Op m'n laatste dag waren we bijvoorbeeld een twintigtal Witte ooievaars aan 't volgen. Plots maakte de groep rechtsomkeer, als synchroon gebeten door een mug. We begrepen er niets van, tot plots een grote donkere vogel dwars door de groep dook. Een jonge Steenarend! De groep stoof uiteen, de arend miste z'n prooi en hield het meteen voor bekeken. We zagen hem doodleuk landen tussen een groep schapen op de bergflank. Onbetaalbaar. Zoiets moet je echt beleven. Niet voor niets dat ik er bijna twintig jaar na elkaar heen trek. Baskenland is m'n derde thuis geworden.

Sinatra (deel 5)

La ruche aka de bijenkorf. (C) Edouard Lhomer
Er arriveerde ook volk op de col. Spotters en spotsters. Oud volk en jong volk. Die-hards en toeristen. Mooi volk en lelijk volk. De spotterswereld is de voorbije jaren aardig veranderd. Tot tien jaar terug waren er nauwelijks deernen te vinden op de posten, bijvoorbeeld - m'n eigenste madam uitgezonderd. Nu waren de dames soms zelfs in de meerderheid. Ornitologie is uit z'n elitistische oudeventenschuif geraakt. Birding is hot. De sfeer is beter. Heterogeniteit is prachtig. Allen een tikkeltje non-conformistisch, maar allemaal gebeten door die trekkerspoes. Meer wordt er op de col niet verwacht. Kennis komt vanzelf wel. Leren terwijl je geniet. Na twee weken ben je goed. Na twee maand steengoed. Na twintig jaar een pro.
Over de deernen hebben we't gehad. Laten we't nu eens over twee - afgaand op de eerste indruk - aardig op leeftijd zijnde venten hebben die plots op de col verschenen. Ongeloof bij enkelen, onverschilligheid bij de meesten. Welkom op de col, neem een scoop en volg die drie vogels. Asjewil. We raakten aan de babbel, en tussen twee Zwarte wouwen door vroeg ik hoe ze de col hadden leren kennen en of 't de eerste keer was dat ze'r kwamen.
'Depuis 1969' was hun antwoord.
'Negenenzestig?'
'Negenenzestig?!'
'Wacht eens,' versnelde ik m'n tempo 'de eerste telzomer op de col wàs in 1969, jullie zijn toch niet...?'
'We hoorden bij de groep die in de jaren zestig het jachtrecht kreeg op de col' vertelden ze me, alsof ze me net vertelden dat hun kleinkind gisteren een olifant had getekend.
Vandaar dat ongeloof bij sommigen, dus. François en Jean-François maakten deel uit van het handvol militanten dat zich in de Eve Of Destruction voordeed als jagers om zo het jachtrecht op een van de meest begeerde jachtcols in Baskenland te verkrijgen. De groep die de peperdure - 20.000 euro per seizoen (!) - col in handen kreeg om er zo de jacht te doen stoppen. De groep die zich omdoopte tot 'OCL, Organbidesca Col Libre', de vrije col. De groep die in de jaren zeventig aan de basis lag van het eerste geoirganiseerde verzet tegen de bloedige slachting van trekvogels in die streek, die het publiek bewust maakte en de wet voor de Bescherming van Roofvogels erdoor kreeg.
Die twee hadden het allemaal meegemaakt, verdorie. En die twee waren na een lange afwezigheid - intussen heeft de LPO de coordinatie overgenomen, na een hoop interne spanningen binnen OCL - terug op de col.
En ik zat daarmee doodleuk te keuvelen over vogels, dierenwelzijn, schrijnwerkerij en 'tourbé fumé' single malts. Ik hoor bij de mensen die de hand hebben geschud van de stichters van OCL. Het was zoals de hand schudden van Sinatra. Dat schept een band tussen mensen. M'n leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Wellicht. Ofzo.
's Avonds werden oude foto's bovengehaald uit al even oude foto-albums. De twee becommentarieerden, beleefden opnieuw, haalden herinneringen op en lieten ons jonge snotneuzen delen in hun jonge jaren, veertig jaar terug. Hoe ze de eerste zomer doorbrachten in een tent waarvan het prachtige houten gebinte op de daken van een paar VW kevers over de toenmalige, ongeasfalteerde, grintbaan naar de col werd getransporteerd en daar geassembleerd, hoe ze enkele zomers nadien 'la ruche' - een houten yurt-achtige chalet (waar ik trouwens nog een tiental jaar in heb geleefd en die sinds de LPO de tauwtjes in handen heeft niet meer wordt gebruikt) op de col bouwden en hoe het er soms heel hard tegenaan ging tussen jagers en belagers. Fantastisch. De komst van de twee was voor ons allen een enorme steun. Het is zoals een compliment krijgen van Marc Knoffler als je toevallig een deuntje tokkelt op je gitaar. Fantastisch, of heb ik dat al gezegd?

Radar (deel 6)

The Beast aka de radarmobiel van LPO Aquitaine. (C) Edouard Lhomer
Ook 's nachts was er trek. De hemel was zo helder dat de melkweg als een witte sjaal de aarde omwond en meteoren leken vanachter de Pic d'Orhy te worden afgeschoten. Lichtvervuiling is er nog steeds even afwezig als twintig jaar geleden. Op het schaarse gerinkel van een schapenbel na was er niets te horen. Enkel het geluid van overtrekkende trekkers weerklonk. Aalscholvers, Kwakken, Oeverlopers, Regenwulpen en Morinelplevieren.
Vogeltrek is een magisch fenomeen, toch. En wij, wij stonden buiten, vergaapten ons aan de sterren en wierpen af en toe een blik op de computerschermen. Tijdens m'n verblijf was immers het nieuwste snufje van LPO Aquitaine gearriveerd. Een raderwagen, verdorie. Een bestelwagen met twee maritieme raders op het dak, een horizontale en een vertikale, en binnenin niets dan computers en schermen. Pure CIA-technologie. Bereik: een straal van anderhalve kilometer. Drie kilometer diameter dus. Dit snufje, vergelijkbaar met de technologie die het Israelische leger gebruikt om botsingen tussen trekvogels en gevechtsvliegtuigen te voorkomen, kon worden aangekocht met de middelen vrijgemaakt ter compensatie van de aanleg van de TGV-lijn tussen Bordeaux en Bayonne. Bedoeling is om de trek in kaart te brengen wanneer ogen tekort schieten. Tijdens gloupsages, bijvoorbeeld, en 's nachts. Daarvoor moet de boel echter eerst worden gekalibreerd. Een radar toont je immers een silhouet, de gps-locatie en de snelheid van de vogel, of groep vogels, maar niet om welke soort het gaat. Parallelle grondobservaties zijn bijgevolg nodig om in het begin die cruciale informatie te verschaffen. Het ding is bijgevolg nog niet optimaal, maar eens de kinderziektes genezen zal het een belangrijk bijkomend instrument zijn bij het in kaart brengen van de vogeltrek. Voor het eerst hoorden we niet alleen de nachtelijke trekkers, we zàgen ze ook op het scherm. Blauwe puntjes die zich over het kwadrant verplaatsen, een spoor van grijze puntjes achter zich latend. Verdomd interessant.

Goesting (deel 7)

Action! (C) Edouard Lhomer
Terugdenkend aan die tien dagen Organby, hier, terug thuis in Noord-Frankrijk, voel ik me anders. Organby tekent je, elke keer weer, maar deze keer meer dan andere jaren. Ligt het aan het onweer? Ligt het aan Frank Sinatra en Marc Knoffler? Ligt het aan die 40 die er volgend jaar aankomt? Weetikveel, doet er ook niet toe. Ik heb besloten geen elf maand meer te wachten om me terug met de natuur bezig te houden. De goesting is er om opnieuw de boer op te gaan, like ol' days. Trektellen bekt me, en ik heb zo'n klein ideetje om hier in de buurt een trektelspot te starten. Eerst een paar dagen, of weken, proefdraaien - het is maar een theorie, een veronderstelling - maar als er ook maar een bodempje waarheid in zit, dan komt er in le Nord een telpost bij. Niet moeilijk ook, er zijn er nauwelijks.
Transpyr 2014 mag niet voor niets zijn geweest.
'k Heb de hand geschud van Sinatra.
Dat moet je verdienen.

zaterdag 6 september 2014

Game over...

Net terug van Organby. 
Tien dagen col. 
Honderd vrienden. 
Duizenden trekkers. 
Ontelbare herinneringen.
Elf maanden en twee weken recuperatie.
Hoe gaan we dat aanpakken...

Later meer weer.
En croustillante details.
En foto's, weetjes, anecdotes en miserie.
Baskenland. Je moet het beleven.