Pagina's

woensdag 3 oktober 2012

Over the edge

'Rares averses' noemde meteofrance het in haar voorspelling. Schaarse buien dus. Blijkbaar lagen die allemaal netjes boven het parcours van de 100km gezaaid want vanaf kilometer 30 bleven we geen uur gespaard van nattigheid. Stevige nattigheid zelfs, minimoessons, pijpesteeltjes, zoiets.
't Begon nochtans mooi allemaal. Met een kleine 1500 waren we, op de 100. Daarvan een kleine 1000 lopers - de big boys, de ultrarunners. Een voorbeeld: toen we Millau na de eerste lus van 42km verlieten kwam de winnaar ons reeds tegemoet, met de tweede een paar straten erachter. Wij hadden net een marathon achter de tanden en zij hadden hun 100 reeds voor elkaar. Hard voor de moraal? Welnee, als je als nauwelijks getrainde wandelaar start moet je niet jaloers zijn op zij die er een jaar lang keihard voor trainen, er al hun vrije tijd in steken, er al hun goesting in grote potten fris bier voor laten en er hun familie en vrienden voor tekort doen 'hij is er niet bij vanavond, Millau weetjewel'. Je weet dat het moordend zal zijn naar 't einde toe. Sportlui doen 'le run' op conditie, gekken op karakter. De botte wil om niet op te geven, ondanks alle fysieke ongemakken, de vermoeidheid en 'en avoir plein dans le cul' - er genoeg van [in je gat] te hebben.
'Geen zin om samen met ons te starten?' vroeg een dame me net voor de start, toen ze m'n gespierde armen en m'n mooie ogen had gezien. Hraptje, allehow! Soit, we raakten aan de babbel, ik werd gepresenteerd aan haar drie in ultrastrak outfitje verpakte vriendinnen - schrappen dit bart, maak er weer geen fictie van of je speelt al je lezers nog kwijt - ik herhaal dus, aan haar drie vrienden en we besloten zo lang mogelijk bij elkaar te blijven daar we allevier een goede 16 uur viseerden. Wat ze helaas niet wisten was dat de vlaamse mol in hun groep aardig wat rotte eieren naar de arme klaren van 't klooster van Mireval had gegooid zodat die zeker voor slecht weer gingen zorgen. Tijd voor excuses was er niet meer, en dus begon vanaf kilometer dertig de 'grosse merde'. In Millau gaf er reeds aardig wat volk de brui aan maar wij gingen uiteraard door. 'We hebben een pact, we komen binnen een tiental uurtjes samen over de streep!'.
't Zal wel... Xavier liet enkele kilometer verderop plots z'n pas vertragen en kloeg van pijn aan de adductoren. We gaven hem dus maar een spuitje en lieten hem achter, konden niet anders, en gingen met drie de nacht in. Xav zou opgeven in St.-Affrique, 't keerpunt op 70km. De moraal was uitstekend, tot er op enkele passen voor ons een fietser - een begeleider die reeds op de terugkeer was - over z'n stuur vloog en met een droge kwak pal op z'n gezicht knalde. Bewusteloos, een grote plas bloed, bellen naar de 112 etc. Gebroken jukbeen, gebroken tanden en geperforeerde lip, hoorden we later. In slaap gevallen op z'n fiets, 't kieken. Met een helm had de schade wellicht kunnen voorkomen worden... Een van de dames was hiervan zo van de soep dat ze met hevige maagpijn besloot te stoppen. Ook in St.-Affrique.
Wat opviel de weg erheen waren de vele 'paarden zonder ruiter' - begeleiders die fietsend terugreden naar Millau daar hun meester had opgegeven. En de vele lijken die bibberend soepzabberend de brancards van de rodekruisposten bevolkten, uitgeput en onderkoeld. 'Les rares averses' begonnen hun tol te eisen. Uiteindelijk zouden zo'n 350 'centborners' het voor bekeken houden - een ongekend percentage, voor Millau.
Om een lang verhaal kort te maken. Toen ik in St.-Affrique van kousen wou veranderen bleek dat m'n rugzak onder water stond. M'n kousen ook dus. Fijn om reserveparen te hebben als je zo dom bent ze niet te verpakken. Komt ervan, als je slecht weer bestelt - dan ga je met doornatte voeten verder...
Twintig kilometer voor de meet liet ik m'n enige metgezellin voor wat ze waard was daar ik toch eens naar m'n voeten wou kijken. Ik stopte aan een hulppost, ergens rond twee uur in de ochtend, en werd getrakteerd op een vijftal goedgeluimde madammen die simultaan 'STRIP-TEASE! STRIP-TEASE! STRIP-TEASE' begonnen te roepen. Ik kon er nog net mee lachen. Net. Toen ze m'n voeten zagen werd het plots heel stil in de tent. Ken je de charpei? Een hoop plooien met daarin een heel heel domme hond? Logisch dat die dingen worden opgegeten, trouwens. Soit, zo zagen m'n voeten eruit, maar met blaren op de plooien en kloven ertussen - een lijk dat veel te lang in 't water had gelegen...
'Stop ermee! Stop ermee! Stop ermee!' zei dat kleine stemmetje steeds weer. Je hebt nog drie à vier uur te gaan, je komt nauwelijks nog vooruit, je glijdt tijdens 't afdalen voort op je blaren, je hebt zelfs vijf blaren onder je nagels, 'Stop ermee verdomme!'.
'En dan een heel jaar in schaamte leven zeker?' antwoordde ik dan.
Doorgaan dus, when the going gets tough weetjeweel...
Resultaat: iets na de vijven zondagochtend snelde ik over de meet - 'k was immers onderweg de pijngrens gepasseerd en die voeten voelde ik niet meer. Endorfines, zoiets.
Sinds vanmiddag mank ik niet meer. De pijn is al lang vergeten. Wat rest zijn een hoop goede herinneringen aan een handvol gelijkgestemden en een Millau die me nog een tijdje zal bijblijven.
Volgend jaar weer, hopelijk...

1 opmerking: